Gezondheidseffecten van intensieve veeteelt voor omwonenden

Posted on Posted in Blog

Berichten over gezondheidseffecten van intensieve veeteelt voor omwonenden door de media kan aanleiding geven tot foutieve interpretaties. Hieronder vind je een samenvatting van het Nederlandse onderzoeksrapport « Veehouderij en gezondheid omwonenden » Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2016

 

Onderzocht is of het wonen in de buurt van veehouderijen effect kan hebben op de gezondheid van de omwonenden. Hieruit komen een aantal positieve en een aantal negatieve gezondheidseffecten naar voren. Een eenduidig antwoord is dan ook niet te geven.

Aangetoond is dat mensen die rondom veehouderijen wonen minder astma en allergieën hebben. Dicht bij veehouderijen wonen minder mensen met  een chronische ziekte aan de longen. Daar staat tegenover dat de mensen in deze omgeving die wel chronische longziekte hebben, daar vaker en/of ernstigere complicaties van hebben.

Verder is er een verband gevonden tussen wonen nabij veehouderijen en een verlaagde longfunctie. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door stoffen die afkomstig zijn van de veehouderij. Niet alleen dichtbij veel veehouderijen wonen zorgt voor een lagere longfunctie. De longfunctie wordt in het hele onderzoeksgebied lager op momenten dat de concentratie van ammoniak (een stof die afkomstig is van mest) in de lucht hoog is. Deze effecten zijn vergelijkbaar met de schadelijke gezondheidseffecten van verkeer in een stad.

De onderzoekers vonden dat er meer longontstekingen in het onderzoeksgebied voorkomen dan in de rest van het land; een verschil dat na de Q-koorts-epidemie van 2007-2010 wel kleiner is geworden. Er werd een verband gevonden tussen pluimveehouderijen binnen 1 kilometer afstand van de woning en een licht verhoogde kans op longontsteking. Het is onduidelijk of de extra longontstekingen in dit onderzoeksgebied worden veroorzaakt door specifieke ziekteverwekkers die van dieren afkomstig zijn (zoönose-verwekkers), of dat mensen gevoeliger voor longontsteking worden door de blootstelling aan stoffen die veehouderijbedrijven uitstoten, zoals fijnstof, endotoxines (onderdelen van micro-organismen) en ammoniak.

In het onderzoek is ook gekeken of bepaalde zoönoseverwekkers vaker voorkomen in de omgeving van veehouderijen ten opzichte van de rest van het land. Bij het hepatitis E-virus, de bacterie Clostridium difficile en ESBL-producerende bacteriën is dat niet het geval. Wel lijken mensen iets vaker drager te zijn van de veegerelateerde MRSA-bacterie. Of deze verhoging komt door uitstoot vanuit veehouderijen is nog onduidelijk.

Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek dat is uitgevoerd door het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, de Universiteit Utrecht (IRAS), Wageningen UR en het NIVEL. Het onderzoek is uitgevoerd in het oostelijk deel van Noord-Brabant en in Noord-Limburg. Sommige resultaten zijn mogelijk alleen van toepassing op het onderzochte gebied. Dat komt doordat lokale kenmerken, bijvoorbeeld luchtvervuiling uit omliggende industriegebieden, van invloed zijn op de bevindingen.

http://edepot.wur.nl/386523

 

Ook in de commissie landbouw van 10 mei jongstleden in het Vlaamse parlement werden aan minister Schauvliege  een aantal vragen gesteld over dit thema.

De commissie herbekijken en het verslag nalezen kan via onderstaande link.  https://www.vlaamsparlement.be/commissies/commissievergaderingen/1135224

 

Belangrijkst is dat de minister benadrukte dat er geen eenduidig verband is af te leiden uit de studie maar dat ze wel de oproep van het WMF (West-Vlaamse milieufederatie) ondersteunt om verder onderzoek te doen, zowel door federale instellingen als door eigen Vlaamse instellingen zoals ILVO.